Het project is gestart in 1998, maar gaandeweg zijn ook oudere gegevens met terugwerkende kracht aan het RAS-programma toegevoegd. Het doel van het project is om zoveel mogelijk terugvangsten of waarnemingen van één vogelsoort binnen een vastomlijnd gebied te verzamelen, die het mogelijk maken om de overlevingskansen van een reeks van vogels te volgen.
bij deze Grutto, kan een goed hulpmiddel
zijn om terugmeldingen van broedvogels
te vergaren zonder de vogels te
hoeven terugvangen
Het ringwerk voor het RAS project vindt met name plaats gedurende het broedseizoen, en richt zich in de eerste plaats op de volwassen broedvogels. Daarnaast worden dikwijls ook de jonge vogels (in het nest) geringd, omdat een deel van deze vogels later als broedvogel terug kan keren naar hetzelfde gebied.
De terugvangsten of waarnemingen van vogels, die in vorige jaren zijn geringd, kunnen worden gebruikt om de overlevingskansen te berekenen. Een hoge graad van plaatstrouw bij broedende adulte vogels maakt het vergaren van ring- en terugvangstgegevens tot een efficiënt middel om de overlevingskansen van adulte vogels te meten en te volgen.
Het project is zo eenvoudig en flexibel mogelijk ontworpen zodat het kan worden aangepast aan de specifieke kenmerken van de soort die wordt gevolgd. Download handleiding.
Ofschoon de terugmeldingen van geringde vogels al goede inlichtingen verschaffen over de overleving van een groot aantal vogelsoorten zijn er nog altijd belangrijke soorten en gebieden waar het Vogeltrekstation niet voldoende gegevens van heeft.
Het RAS-project is in het leven geroepen om deze gaten op te vullen. Kennis van de overlevingskansen van vogels is van essentieel belang voor doeltreffende beschermingsmaatregelen.
Aalscholver | RAS periode: 01 februari - 01 augustus |
Appelvink | RAS periode: 01 maart - 01 augustus |
Meedoen aan het RAS-project is eenvoudig. Indien u een goede kandidaatsoort heeft die u gedurende een langere periode kunt bestuderen in een geschikt terrein en met een voldoende grote steekproef, kunt u zich aanmelden bij vogeltrekstation. We beoordelen dan of uw project in aanmerking komt voor deelname en u kunt van start gaan.
U kunt uw eigen vogelsoort kiezen, maar soorten waarvan relatief weinig bekend is hebben onze voorkeur. Soorten die al in voldoende mate gevolgd worden binnen RAS of binnen het CES-project komen op het tweede plan. De soorten moeten plaatstrouw zijn aan hun broedterrein en de ringers moeten in hun studieterrein jaarlijks een minimum van 20 vogels (liefst meer) kunnen vangen en terugvangen. Het welzijn van de vogels staat uiteraard voorop. Het gebruik van kleurringen wordt, met name bij grotere soorten, aangeraden. Vogelsoorten, die gevoelig zijn voor verstoring worden van dit onderzoek uitgesloten, vogels van de Rode Lijst kunnen slechts na zorgvuldig overleg tussen in ieder geval de terreinbeheerder en Vogeltrekstation in overweging worden genomen. Ringers worden aangemoedigd om soorten te kiezen, die qua bescherming meer of minder in de belangstelling staan.
Het studieterrein moet groot genoeg zijn om een flinke (minimaal 15 paren, liefst 20-30 paren) broedpopulatie te kunnen volgen. Voor sommige soorten, die een groot of een verspreid broed territorium hebben is een groot terrein nodig en samenwerking met andere ringers kan wenselijk zijn om het hele terrein te kunnen bemensen. Terreinen, die uit één soort landschap bestaan, hebben de voorkeur, b.v. bouwland, weiland, bos, struikgewas of moeras. Het RAS-project moet niet worden uitgevoerd op CES-plaatsen zonder toestemming van de CES-organisator. In het eerste jaar moeten van elk terrein de grenzen op een kaart worden vastgelegd en het soort landschap moet worden aangegeven.
Een keur van vangmiddelen kan worden gebruikt: mistnetten, klapnetten, kooivallen en nestkastvallen. De vangmiddelen moeten van te voren worden goedgekeurd en middelen waarvan gedacht wordt dat daardoor de vogels definitief het nest zullen verlaten worden niet toegestaan. Ringers, die een geluidsdrager willen gebruiken hebben daarvoor een speciale aantekening op hun ringvergunning nodig en moeten contact opnemen met het Vogeltrekstation. Voor soorten, die moeilijk te vangen zijn, wordt het aanleggen van kleurringen aanbevolen. Daarbij horen natuurlijk wel zeer intensieve pogingen om in latere jaren die kleurringen af te lezen. Ieder kleurringproject moet bij het Vogeltrekstation worden geadministreerd (neem contact op met het Vogeltrekstation) en om kleurringen te mogen gebruiken voor een RAS-project moet men over zeer goede argumenten beschikken.
Zodra Uw RAS-studie betreffende de soort(en), terrein en vangmethodes door Vogeltrekstation zijn vastgelegd is het de bedoeling dat U elk jaar in Uw studieterrein zoveel mogelijk broedvogels vangt en ringt en dat gedurende een minimum van vijf jaren, zo mogelijk langer. Bij sommige soorten kan het zijn dat de ene sexe veel gemakkelijker te vangen is dan de andere, maar studies van één sexe zijn toegestaan. Het wordt aanbevolen om elk jaar ongeveer dezelfde ringinspanning te verrichten; het is ideaal om binnen de grenzen van het studieterrein elk paar (of het mannetje) te vangen. Binnen dit project willen we alleen volwassen vogels volgen binnen de broedtijd. Die broedtijd kan voor verschillende vogels een geheel andere periode betekenen! U administreert alle vangsten van volwassen vogels (nieuw aangelegde ringen en terugvangsten) onder uw RAS-nummer. Volwassen vogels gevangen buiten de aangegeven RAS-broedtijd moeten geadministreerd worden op uw tuinproject.
Het is binnen RAS toegestaan om ook de nestjongen te ringen. De nestjongen komen misschien of waarschijnlijk terug in het gebied waar ze zijn geboren en gaan daar broeden. Ze zijn dan de volgende generatie RAS vogels en ze zijn al geringd. U moet die nestjongen ook administreren op uw RAS-project.
Indien u binnen uw RAS -roject ook nestjongen ringt, raden wij u dringend aan de digitale nestkaart te gebruiken! Om het ringen van nestjongen te bevorderen is Vogeltrekstation tevens aangesloten bij de werkgroep NESTKAST. Uw ringwerk krijgt een belangrijke meerwaarde als u naast het ringen van de jongen ook broedbiologische gegevens, zoals legdatum, legselgrootte, en uikomstsucces, verzamelt van de nesten waarin u de jongen ringt. Deze gegevens kunnen ingevoerd worden in de digitale nestkaart die door Sovon is ontwikkeld. Hoe ringgegevens die in de nestkaart zijn ingevoerd direct kunnen worden geexporteerd naar GRIEL leest u in de handleiding nestkaart.
RAS is een afkorting die staat voor 'Retrapping Adults for Survival'. De basis van uw inspanningen is dus dat er overlevingsberekeningen gedaan kunnen worden aan de door u verzamelde gegevens. Dat betekent wel dat een RAS onderzoek minimaal vijf (5) jaar moet worden volgehouden (liefst langer!).
RAS-ringers moeten op de hoogte zijn van het gedrag en de gevoeligheden van de vogelsoorten, die ze voor hun studie hebben uitgekozen, vooral moeten ze bekend zijn met bepaalde periodes in de broedcyclus, waarin verstoring tot gevolg heeft dat het nest verlaten wordt. Voorop staat veiligheid en welzijn van de vogels. Als U twijfelt vraag dan advies aan Vogeltrekstation. We zullen graag advies ontvangen van ringers, die ervaring hebben met het vangen van adulte vogels in de broedtijd.
Indien uw RAS project wordt toegekend wordt hiervoor een apart project aangemaakt in GRIEL waarop alle vangsten (eerste vangsten, terugvangsten, aflezingen en ook de nestjongen) binnen het project worden geadministreerd. Indien u meerdere RAS-projecten uitvoert (ook aan dezelfde soort in een ander gebied) dan administreert u de vangsten onder aparte RAS-projecten in GRIEL.
Indien u gebruik maakt van de digitale nestkaart kunnen de ringgegevens die in de nestkaart zijn ingevoerd direct worden geexporteerd naar GRIEL, onder uw eigen RAS-project. hoe dat werkt leest u in de handleiding nestkaart.
We weten dat veel ringers jarenlang RAS-achtige studies hebben verricht. We willen graag historische data van dit soort in de RAS-databank opnemen, zodat we gebruik kunnen maken van die gegevens voor beschermingsdoeleinden. Neem contact op met het Vogeltrekstation als u denkt dat u passende terugvangsten heeft. Gegevens die reeds in onze databank aanwezig zijn kunnen worden toegevoegd aan een nieuw RAS-project. Maar ook oude gegevens op papier kunnen we gebruiken. U kunt ze zelf invoeren, of we zoeken samen met u een mogelijkheid om de gegevens in te voeren.
Als u met uw vanginspanningen voor het RAS-project vogels vangt die niet binnen de doelstellingen van het project liggen (een andere vogelsoort die toevallig in het zelfde terrein zit) kunnen die natuurlijk worden geringd, maar die moeten worden geadministreerd in ‘Griel’ onder uw tuinproject.