Op deze pagina is informatie te vinden over de soortgroepen die we onderscheiden, de vangmiddelen die erbij horen en de aantallen gehanteerde vogels waar u naar moet streven in de opleiding voor u examen kunt doen.
Definities van de soortgroepen
Standaard en extra vangmiddelen per soortgroep
We onderscheiden voor de opleiding zeven verschillende soortgroepen. Deze tabel is niet compleet sluitend, niet alle in Nederland voorkomende vogelsoorten worden in de groepen gevangen. Taxonomie is alleen niet altijd even eenduidig, er bestaat soms onenigheid over waar een soort, geslacht of familie precies precies thuishoort in de boom. Daarnaast zijn sommige vogels erg zeldzaam en/of worden ze amper geringd in Nederland. Als je vragen hebt over een vogelsoort omdat hij niet onder de genoemde families en geslachten valt, neem dan even contact op.
Soortgroepen | Wat we bedoelen | |
---|---|---|
Zangvogels en aanverwante landvogels | Zangvogels |
De echte zangvogels, orde Passeriformes |
Landvogels |
Groep vogels die regelmatig mistnetten invliegt. Dit zijn naast de echte zangvogels (orde Passeriformes), ook de papegaaiachtigen (Psittaciformes), ijsvogelachtigen (Coraciiformes), spechtachtigen (Piciformes), koekoeken (Cuculiformes), nachtzwaluwachtigen (Caprimulgiformes), duiven (Columbiformes) en gierzwaluwachtigen (Apodiformes). Roofvogels en uilen kunnen als incidentele bijvangst in een mistnet worden geringd. |
|
Roofvogels en uilen |
Roofvogels |
Roofvogels (ordes Acciptriformes, Falconiformes) |
Uilen |
Uilen (orde Strigiformes) |
|
Eenden, ganzen en zwanen | Eenden |
Eenden (subfamilie Anatinae) |
Ganzen |
Ganzen (geslachten Anser en Branta) |
|
Zwanen |
Zwanen (geslacht Cygnus) |
|
Steltlopers en weidevogels |
Steltlopers |
Groep vogels met lange poten. Soorten en families die tot de groep behoren zijn de scholekster (Haematopus ostralegus), kluten (Recurvirostridae), de griel (Burhinus oedicnemus), plevieren (Charadriidae) en strandlopers en snippen (Scolopacidae). |
Weidevogels |
Hier vallen een paar soorten steltlopers binnen die veel in weides broeden: kievit (Vanellus vanellus), grutto (Limosa limosa), tureluur (Tringa totanus), wulp (Numenius arquata), scholekster (Haematopus ostralegus), watersnip (Gallinago gallinago) en kemphaan (Philomachus pugnax) |
|
Ooievaars, reigers, lepelaars, aalscholvers |
Ooievaars |
Ooievaars (familie Ciconiidae) |
Reigers |
Reigers (familie Ardeidae) |
|
Lepelaars |
Lepelaar (Platalea leucorodia) |
|
Aalscholvers |
Aalscholvers (familie Phalacrocoracidae) |
|
Meeuwen, sterns en alken |
Meeuwen |
Meeuwen (subfamilie Larinae) |
Sterns |
Sterns (subfamilie Sterninae) |
|
Alken |
Alken (familie Alcidae) |
|
Hoenders en rallen |
Hoenders |
Hoendervogels (orde Galliformes) |
Rallen |
Rallen, koeten en waterhoentjes (familie Rallidae) |
Alleen bij de soortgroep zangvogels wordt standaard het gebruik van mistnetten geexamineerd tijdens het praktijkexamen. Voor de andere soortgroepen geldt dat de extra vangmiddelen alleen worden geëxamineerd wanneer u dit aanvraagt en u hier ook tijdens de opleiding mee heeft gewerkt.
Standaard vangmiddel |
Extra vangmiddel |
||
---|---|---|---|
Zangvogels en aanverwante landvogels | Pullen | geen | |
Adulten | mistnet | slagnet, kooien, vallen en kleppen | |
Roofvogels en uilen | Pullen | geen | |
Adulten | geen | mistnet, bal-chatri | |
Eenden, ganzen en zwanen | Pullen | geen | fuik, haken |
Adulten | geen | eendenkooi, slagnet, kanonnet, | |
Steltlopers en weidevogels | Pullen | geen | |
Adulten | geen | kooi, slagnet, mistnet, wilsternet, kanonnet | |
Ooievaars, reigers, lepelaars, aalscholvers | Pullen | geen | |
Adulten | geen |
strikken, slagnet |
|
Meeuwen, sterns en alken | Pullen | geen | |
Adulten | geen | strikken, mistnet | |
Hoenders en rallen | Pullen | geen | |
Adulten | geen |
kooi, spreinet, mistnet, spiegelnet |
Naast het beheersen van de leerdoelen en vaardigheden moet een aspirant-ringer ook een bepaald aantal vogels gehanteerd hebben om de opleiding af te kunnen ronden. De aantallen die hieronder staan moeten gezien worden als een richtlijn. Een overzicht van het (totaal) aantal gehanteerde vogels en een overzicht van alle geringde vogelsoorten moet door de aspirant-ringer worden bijgehouden achter in het aspirant-portfolio. Afhankelijk van de soortgroep, is het aantal zelfstandig verwerkte vogels ook belangrijk.
Soortgroep |
|
Vanguren (minimaal) |
Aantal vogels (minimaal) |
Aantal soorten (minimaal) |
Zangvogels en aanverwante landvogels |
Nestjongen |
2 broedseizoenen |
200 (50) |
|
|
Adulten |
250 |
1000 (500 volledig zelf) |
40 Ring-MUS project: 30 |
Roofvogels en uilen |
Nestjongen |
2 broedseizoenen |
100 (50) |
5 |
|
Adulten |
100 |
50 (25) |
3 |
Eenden, ganzen en zwanen |
Nestjongen |
2 broedseizoenen |
100 (50) |
5 |
|
Adulten |
100 |
100 (50) |
3 |
Steltlopers en weidevogels |
Nestjongen |
2 broedseizoenen |
100 (50) |
5 |
|
Adulten |
100 [250 bij gebruik mistnet] |
100 (50) [500 bij gebruik mistnet] |
10 |
Ooievaars, reigers, lepelaars, aalscholvers |
Nestjongen |
2 broedseizoenen |
100 (50) |
5 |
|
Adulten |
100 |
50 (25) |
3 |
Meeuwen, sterns en alken |
Nestjongen |
2 broedseizoenen |
100 (50) |
5 |
|
Adulten |
100 |
100 (50) |
5 |
Hoenders en rallen |
Nestjongen |
2 broedseizoenen |
100 (50) |
5 |
|
Adulten |
100 |
50 (25) |
3 |